YOUNGCAPITAL BLOG

"Mijn belminuten zijn op", "Zit in een stiltecoupé", "Mijn kat is dood"

Brandshoot"

 

Ik heb geprobeerd zo iemand te zijn die van bellen houdt. Die in een satijnen pyjama op haar roze sprei ligt te bellen met vriendinnen. En dan het liefst in zo’n groepsgesprek, zoals in de film. Maar uiteindelijk stuur ik altijd toch een appje. Of helemaal niets. Want zo iemand ben ik helemaal niet.

Ik heb verschillende pogingen gewaagd. Zo wilde ik een keer mijn oma opbellen, na het kijken van een aflevering Geer & Goor. Al die eenzame ouderen gaven me een naar gevoel in mijn buik. Ineens zag ik mijn oma voor me, treurig kijkend naar de telefoon die maar niet rinkelde. Verlangend had ze die dag uit het raam gekeken vanuit haar rolstoel. Ze zapte lusteloos van Max Geheugentrainer naar Rail Away.

Zonder nadenken pakte ik vol overtuiging de telefoon, maar na de eerste ‘tuuuut’, sloeg de paniek al toe. “HANG OP, HANG OP! NU KAN HET NOG!”, schreeuwde het stemmetje in mijn hoofd. Dus dat deed ik. Uiteindelijk stuurde ik maar een kaartje.

Nergens veilig voor de rinkelende telefoon

Jarenlang had ik niet eens door dat ik een groot probleem had. Ik kon telefoongesprekken prima ontwijken. Totdat ik op mezelf ging wonen en ging werken. Ineens kon ik de rinkelende telefoon niet meer schrikachtig doorgeven aan mijn moeder, of doen alsof ik niet bestond. Ik moest mijn telefoon nu ook gaan gebruiken voor andere dingen dan Instagrammen of Whatsappen. Instanties bellen en zo.

Downton Abbey phone

Mijn eerste baantje, bij de Manfield, maakte duidelijk dat ik nergens veilig was voor de rinkelende telefoon. Zo kwam er op een dag een mevrouw de winkel binnen, die spontaan stapelverliefd werd op een paar schoenen. Maat 37. Eigenlijk had ze maat 38, maar die hadden we niet meer. Ook niet in het magazijn. Hoe hoopvol de mevrouw zich ook in maat 37 probeerde te vouwen, het paste niet. Dikke pech, dacht ik. En dat klopte. Maar niet voor haar, voor mij: “Kun je even navragen of het andere filiaal mijn maat heeft?”

Voordat ik kon ingrijpen, stond mijn teamleider al achter me. “Natuurlijk kan dat. Birgit, bel jij even?” Angstzweet gutste over mijn voorhoofd. Ik had zin om de schoenendoos op de grond te gooien en richting de uitgang te rennen. Om te roepen: “Mijn kat is dood!” Of: “Zoek het uit, ik neem ontslag”.  Alles liever dan bellen.

Screaming guy

Natuurlijk heb ik niet gezegd dat mijn kat dood was. Ik heb geen kat. En ik heb ook geen ontslag genomen, althans niet op dat moment. Zwetend en hakkelend belde ik het andere filiaal. En binnen vijf minuten had ik die schoenen voor mevrouw gefixt. Was dat nou zo erg?

Ja, het bleef erg. Iedere keer als ik de telefoon moest pakken, wilde ik er weer voor wegrennen. Bij de Manfield, de drie baantjes daarna, bij het bellen over een probleempje met mijn zorgtoeslag en een vraag aan de gemeente. Gelukkig had ik altijd een smoes: “mijn belminuten zijn op”, “ik ben even druk” of “ik zit in een stiltecoupé”. Ik handelde alles via de mail af. Ook al duurde dat maanden.

Een interventie

Maar toen kwam ik werken bij YoungCapital, als fulltime Word Wizard. De hele dag schrijven, mijn ultieme comfortzone. Ik was net lekker een vacaturetekst aan het schrijven, tot ik nog wat extra informatie van een recruiter nodig had. “Dan bel je toch even?” Wéér dat bellen. En ook dit keer kwam ik er echt niet onderuit. Met knikkende knieën, belde ik haar op. “Met Birgit Roobol van … van…” FUCK, hoe heette dit bedrijf ook alweer? Ik had mezelf zo gek gemaakt dat ik geen normaal woord meer kon uitbrengen.

 
Sheldon
Tot ik mijn collega’s hoorde praten over content voor op de blog. “Misschien kunnen we iets met telefoonangst? Daar iets over schrijven.” Het was alsof de puzzelstukjes op z’n plek vielen. Telefoonangst, het is dus een ding. Aarzelend begin ik: “Eh, die wil ik wel schrijven. Want dat héb ik. Volgens mij.” En ik begin te vertellen. Over de uitgestelde belastingdiensttelefoontjes, telefoonangst op het werk, het bellen met familie en dat bellen zo ongeveer de kutste uitvinding ooit is.

En ineens kwam ik erachter waarom ik het zo kut vind en waarschijnlijk ook nooit leuk ga vinden. Aan de telefoon is er namelijk ruimte voor improvisatie en dat wil ik helemaal niet. Ik wil de touwtjes in handen hebben. Alleen de gedachte al dat ik iets stoms zeg aan de telefoon, is erger dan je bloedende bek na een gebitsreiniging bij de mondhygiëniste. Want welke chick van 23, die zichzelf wel een klein beetje respecteert, is er nou bang voor een telefoongesprekje?

Er zat maar één ding op. Voorbereiden en het gesprek leiden. Iedere vraag die ik voortaan aan de telefoon moest stellen stond op papier, inclusief de bijkomende scenario’s. Het was alleen een kwestie van oplezen. En dat kan ik wel, dus ik belde. En belde. Met een irritant, maar bovenal nerveus lachje tussendoor en een stemmetje dat klonk als Minnie Mouse, las ik alle voorbereide vragen op en kreeg precies wat ik nodig had. Ik was de baas over het telefoongesprek. En mijn angst.

 
Honey Boo Boo
Zo ging ik van het achterdochtig googelen van telefoonnummers, stoïcijns niet opnemen en het eeuwige appje: “Hee, sorry. Ik had je telefoontje gemist. What’s up?” naar bellen. Nog steeds niet met veel plezier, maar de gedachte van een voicemail zo gruwelijk dat je me nooit meer durft te bellen, heb ik inmiddels uit mijn hoofd gezet. Hier en daar nog een hartklopping. Maar ik neem op. Als ’ie tenminste niet op stil staat.

Herkenbaar? En wil je je telefoonangst overwinnen? Check deze tips.

Deel dit artikel

Blijf lekker hangen. Lees deze posts.